(Dit gedicht verscheen eerder in Naaktlopen met je hersenen: De honderd beste gedichten uit de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd 2012 [Van Gennep, feb. 2013].)
Drooglegging
Dit trekt niet naar het midden: alles heeft
hier speelse namen, koinè. Het begint
gemakkelijk met je lijzig haar, zo’n lint
van zwavel en een beulenlach. Jij geeft
de tweeslag, blinde kop in beeldenstorm;
ik scherm met rulle taal, bezin me zelden
op splijtzwam, ruis of vlekken. Wij verstelden
ons wolkendek, wij lustten vlees noch vorm.
Windstilte – het verwittigd feit en offer –
schrijft voor: niet wassen als het bloed toch droogt.
Mijn ballingschap als vaag gebaar van huid
en hart; drieledig oog wordt almaar doffer.
Ik wist: ’t woord zou worden afgehoogd—
dit haalt het niet; dit sluit niets uit.
© Ruud van den Beuken, 2013-